QR-code op het werk deel II

QRcode op het werk

Op 22 november heeft de regering het Wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel maakt de inzet van een cornatoegangsbewijs (ctb) op de werkvloer mogelijk. Eerder kwam ik tot de conclusie dat de invoering van het ctb instemming van de ondernemingsraad behoeft. Gaat het wetsvoorstel hier ook van uit?

Toch niet instemmingsplichtig?

Het korte antwoord is “nee”. En dat antwoord is verbazingwekkend omdat Rutte in de persconferentie van 2 november jl. het belang van het overleg tussen werkgever en werknemers over de invoering van het ctb benadrukte en ook taak toedichtte aan de medezeggenschap.

Wat is er veranderd?

De Raad van State heeft geadviseerd. De Raad van State wijst er in zijn advies op dat de verplichting om de ondernemingsraad voorafgaand aan de invoering van het ctb om instemming te vragen tot complicaties kan leiden. Niet alleen kan dit spanningen op de werkvloer opleveren, maar ook leiden tot een lappendeken aan maatregelen die controle en naleving moeilijk maakt. Bovendien doet het vragen van instemming naar het oordeel van de Raad van State af aan het belang om snel te kunnen handelen gelet op de ernst van de bedreiging voor de volksgezondheid.

Wetsvoorstel aangepast

Na het advies van de Raad van State heeft de regering het wetsvoorstel aangepast. De beslisvrijheid van de werkgever en het instemmingsrecht van de OR zijn geschrapt en het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel gaat uit van een plicht tot invoering van het ctb. Wat staat er precies in het wetsvoorstel?

Categorie a of b

Het wetsvoorstel maakt een onderscheid tussen de categorieën (a) en (b).

Categorie (a) zijn de ctb-plichtige sectoren (cultuur, evenementen, jeugdactiviteiten, horeca en sport) en het beroepsonderwijs en hoger onderwijs.

Categorie (b) beslaat de overige sectoren waarin wordt gewerkt.

Als in categorie (a) een ctb-verplichting geldt voor klanten of bezoekers, dan wel voor scholieren of studenten, kan eenzelfde verplichting worden opgelegd aan de werknemers in die sector.

Ook in categorie (b) kan een ctb verplicht worden gesteld voor werknemers, maar op die verplichting bestaat een uitzondering voor het geval de werkgever kan zorgdragen voor een beschermingsniveau dat vergelijkbaar is met het beschikken over een ctb.

Overheid bepaald

De werkgever is niet vrij in het kiezen van alternatieve maatregelen die dat beschermingsniveau moeten garanderen, die maatregelen worden van overheidswege bepaald.

Maatwerk mogelijk

In het wetsvoorstel zelf wordt niet geregeld waar een ctb-verplicht wordt gesteld. Daarvoor volstaat een Ministeriële regeling, die overigens wel de goedkeuring van de Tweede Kamer behoeft. Het gebruik van de Ministeriele regeling biedt volgens de regering mogelijkheid voor maatwerk en laat ruimte om onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld arbeidsplaatsen, werkzaamheden en (veiligheids)regio’s.

Er kan dus onderscheid worden gemaakt tussen werknemers die veel contact hebben met bezoekers en werknemers die weinig contact hebben met bezoekers. Ook kan worden gekeken naar gemeenten met relatief veel en gemeenten met relatief weinig besmettingen.

Waarom dan geen instemmingsrecht?

Werkgever niets dan ook de medezeggenschap niets
Naar het oordeel van de regering is er bij een verplicht ctb geen ruimte meer voor de werkgever om te beslissen. En als de werkgever niets te beslissen heeft, dan is er voor medezeggenschap ook geen plaats.

Een op zich valide redenering die opgaat in de ctb-plichtige sectoren (en als dat aan de orde is het beroeps- en hoger onderwijs). In die sectoren is er immers geen alternatief mogelijk. De werknemer moet een ctb hebben, anders mag de werkgever hem niet op de werkvloer toelaten.

Anders bij categorie b?

Dat is anders in de sectoren die onder categorie (b) vallen. Daar is het ctb op het werk alleen verplicht als de werkgever geen alternatieve maatregelen kan treffen die tot eenzelfde beschermingsniveau leiden. Ook hier is de regering echter van oordeel dat geen sprake is van een voorgenomen besluit waarvoor instemming is vereist. Het standpunt van de regering is dat als de werkgever een alternatieve bescherming toepast dit rechtstreeks voortvloeit uit de Ministeriële regeling.

Vraagtekens

Bij deze redenering kun je wel vraagtekens plaatsen. Er resteert immers wel degelijk een zekere beslisruimte voor de werkgever. De vraag of een werkgever de werkzaamheden binnen zijn onderneming zo kan organiseren dat de ctb-plicht op de arbeidsplaats niet geldt is immers geen wet van mede of persen, maar vraagt om een afweging van belangen. Dat het alternatieve beschermingsniveau in de Ministeriële regeling is vastgelegd maakt dit niet anders.

Alternatieve maatregelen

De vraag of de werkgever in de betreffende werkomgeving alternatieve maatregelen kan doorvoeren, is immers een andere dan de vraag wat die maatregelen dan zijn. Ik zie niet direct waarom de ondernemingsraad bij de afweging van die belangen geen rol heeft. En als de ondernemingsraad een rol heeft, dan is dat op grond van het instemmingsrecht.

Arbeidomstandighedenbeleid

De werkgever treft immers een regeling op het gebied van het arbeidsomstandighedenbeleid. Dat hij tot het treffen van deze regeling verplicht is laat onverlet dat hij bij de invulling daarvan kennelijk keuzes kan maken. Instemmingsplichtig dus. Duidelijk is evenwel dat de regering hier niet aan wil en de belangrijkste redenen daarvoor zijn te lezen in de het advies van de Raad van State. Het is afwachten of er een OR is die hiertegen wil opstaan.

Dan nog twee losse opmerkingen.

Opmerking 1:

Het wetsvoorstel gaat uit van 3G, dat wil zeggen, gevaccineerd, genezen, of getest. De maatregelen op het gebied van 2G die ook in voorbereiding zijn, strekken zich niet uit tot het werk. Dat betekent naar het oordeel van de regering dat er geen vaccinatiedwang is. Sterker nog, het wetsvoorstel bepaalt dat de werkgever de werknemer de gelegenheid moet geven om zich onder werktijd te laten testen.

Opmerking 2:

Tijdens de persconferentie op 2 november werd aan Rutte gevraagd of hier in Nederland net als in de VS mensen op non-actief kunnen worden gezet als zij geen coronatoegangsbewijs kunnen tonen. Rutte antwoordde toen:

“Dat zit niet in onze plannen, in onze plannen zit echt dat je dit organiseert met werkgevers en werknemers samen. Dat is echt een zaak in Nederland van overleg tussen de werkgever en de organisaties van werkgevers en werknemers. En uiteraard de overlegorganen. Op zijn Nederlands, en dat is ook goed denk ik, zodat er draagvlak is voor de aanpak.”

Gevolgen aan niet meewerken

Dat de ruimte voor overleg behoorlijk is ingeperkt in het uiteindelijke wetsvoorstel hebben we al gezien. Dat de plannen op het punt van de op non-actiefstelling zijn bijgesteld lijkt ook een feit. De regering wijst er in de toelichting op het wetvoorstel namelijk op dat er gevolgen verbonden kunnen worden aan het niet meewerken aan de ctb-plicht. Naast ‘goed overleg’ en tijdelijke wijzigingen van functies, worden ook de loonsanctie en het ontslag als opties genoemd. Op zijn Nederlands dus.

Wederom be continue?

Als het wetsvoorstel door het parlement komt, kom ik op het laatste punt nog een keer terug.

Gerelateerde artikelen